Misverstanden over transactiekosten
Ten aanzien van transactiekosten zijn er veel misverstanden. Verschillende typen transactiekosten worden vaak door elkaar heen gebruikt. Aangezien deze transactiekosten verschillende doeleinden hebben is het belangrijk om het verschil te weten.
1) (Onderliggende) beleggingstransactiekosten
Indien er in een beleggingsfonds transacties worden uitgevoerd dan leidt dit tot beleggingstransactiekosten. Deze transacties kunnen ontstaan uit rebalancing, in/outflow van geld van deelnemers, vervangen van eventuele onderliggende beleggingsfondsen, actief beheer en wijzigingen in de index. De beleggingstransactiekosten bestaan uit broker kosten, beurskosten, belastingen en market impact.
De transactiekosten kunnen op verschillende manieren worden beperkt. Netting is één manier. Hierbij wordt de ene transactie tegen de andere weggestreept zodat er uiteindelijk geen transactie plaatsvindt. Dit kan en mag echter niet altijd zonder kosten. Middels het gebruik van derivaten kunnen soms belastingen worden voorkomen. Zo zijn er nog veel meer manieren om de onderliggende transactiekosten te verlagen.
De hoogte van deze beleggingstransactiekosten hangt onder meer af van het universum waarin belegd wordt, de beleggingsstrategie en de grootte van beleggingsfonds, maar ook van hoe goed de traders hun werk doen in het laag houden van broker kosten en market impact.
De hoogte van deze kosten is onmogelijk te beoordelen voor buitenstaanders aangezien niemand deze bekend maakt. De beleggingstransactiekosten zijn ook geen onderdeel van kostenmaatstaven van het beleggingsfonds, zoals lopende kosten factor, ongoing charges factor en total expense ratio.
2) Fondstransactiekosten ten gunste van de deelnemers
Het deel van de beleggingstransactiekosten dat veroorzaakt wordt door in/outflow van geld als gevolg van deelnemers kan worden gecompenseerd door op fondsniveau fondstransactiekosten in rekening te brengen. Voor Nederlandse beleggingsfondsen is dit verplicht en wordt ook wel de spread genoemd. Deze spread moet dit gepubliceerd worden. Ierse en Luxemburgse beleggingsfondsen hebben een optionele spread. Deze wordt vaak de swingprice genoemd en hoeft niet te worden gepubliceerd.
De inkomsten van deze fondstransactiekosten komen ten goede aan de deelnemers in het beleggingsfonds. Het concept is dat de vervuiler betaalt en dus betaalt een toetreder in een beleggingsfonds wat extra, waarmee de deelnemers in het beleggingsfonds gecompenseerd worden voor de beleggingstransactiekosten die door de toetreder veroorzaakt wordt. Dit zijn wel degelijk kosten voor de toetreder, maar deze zijn bedoeld om de beleggingstransactiekosten te compenseren.
Deze fondstransactiekosten zijn niet echt kosten, omdat voor het geheel aan deelnemers in het beleggingsfonds en netto geen voor- of nadeel oplevert. Wel is het belangrijk dat deze fondstransactiekosten ook echt de onderliggende beleggingstransactiekosten compenseren. Te veel en het is extra rendement voor andere deelnemers, te weinig en er blijven kosten voor andere deelnemers over. Te hoge fondstransactiekosten is bijvoorbeeld een bekende manier voor portefeuille managers om hun rendement iets te verhogen.
Het is belangrijk er op te letten dat deze kosten niet te hoog zijn, echter het is vrijwel onmogelijk om te analyseren voor alle beleggingsfondsen omdat Ierse en Luxemburgse beleggingsfondsen hun swing price vaak niet bekend maken. Ook deze kosten vormen geen onderdeel van kostenmaatstaven van het beleggingsfonds, zoals lopende kosten factor, ongoing charges factor en total expense ratio.
3) Commerciële transactiekosten ten gunste van asset manager of distributeur
Naast de bovenstaande transactiekosten is het ook mogelijk dat de asset manager of de distributeur van het beleggingsfonds (bijvoorbeeld een bank of verzekeraar) verdient aan de aan- en verkoop van een beleggingsfonds. Hierbij worden er commerciële transactiekosten buiten het beleggingsfonds geheven, deze zijn dan ook geen onderdeel van de prijs van het beleggingsfonds.
Vroeger werd dit heel veel gedaan, echter momenteel zien we dit steeds minder. Het heffen van deze kosten werkt ‘churning’ in de hand, waarbij de distributeur een incentive heeft om zo veel mogelijk transacties uit te voeren omdat hieraan verdiend wordt. Ook deze kosten vormen geen onderdeel van kostenmaatstaven van het beleggingsfonds, zoals lopende kosten factor, ongoing charges factor en total expense ratio.
Deze type transactiekosten zijn dus heel verschillend. Het eerste type is onvermijdbaar, maar kan door kundige asset managers zo laag mogelijk gehouden worden. Het tweede type is eigenlijk geen vorm van kosten en slechts manier om lange termijn beleggers te beschermen tegen ongewenste transactiekosten. Het derde type zijn wel degelijk kosten en een keuze van de distributeur van het beleggingsfonds.